VERORDENING voor Regentessen over
het onderwijs in de handwerken
aan meisjes op de openbare scholen
voor lager Onderwijs te Dordrecht
1868
(Dordrecht, H.R. van Elk)Art. 1.
Het meer bijzonder toezigt op het onderwijs in de handwerken aan meisjes
op de openbare scholen, is, onder het bestuur der plaatselijke
schoolcommissie, opgedragen aan minstens vier regentessen.
Zij worden door Burgemeester en Wethouders voor vier jaar benoemd.
Jaarlijks op den 1 Januarij treedt er eene af, volgens doorde Commissie
op te maken rooster.
De Commissie zendt jaarlijks voor 1 December aan Burgemeester en
Wethouders eene aanbevelingslijst van twee personen, ter vervulling van
de gewone aftreding.
Indien eene plaats tussentijds openvalt wordt de aanbeveling binnen zes
weken daarna ingezonden.
Art. 2.
De Regentessen verdeelen de werkzaamheden onderling en benoemen uit haar
midden eene Voorzitster. Van die benoeming geven zij kennis aan de Commissie.
Art. 3.
Zij vergaderen ten minste eens in de twee maanden.
Vergaderingen van regentessen met de Commissie wordne gehouden, zoo
dikwijls als de Voorzitter der Commissie of twee regentessen dit
verlangen.
Art. 4.
De regentessen zullen zooveel mogelijk de scholen bezoeken. Elke school
wordt minstens eenmaal 's weeks door eene regentes bezocht.
Zij zullen vooral letten op de doelmatigheid van het onderwijs, de
handhaving der orde in de school de zindelijkheid der meisjes, de
vorderingen, welke deze maken en de wijze waarop zij haar taak
verrrigten.
Art. 5.
De regentessen zullen zooveel mogelijk het schoolgaan der meisjes
bevorderen.
De Voorzitster ontvangt bij het einde van het kwartaal van de
hoofdonderwijzeres een staat van het aantal meisjes, dat het onderwijs
in de handwerken geniet, met aanduiding van de veranderingen, die daarin
in den loop van het kwartaal hebben plaats gehad en vermelding van
degenen, die de school heben verzuimd.
Art. 6.
Zij dienen de Commissie van berigt en raad, ten aanzien van de
benoodigheden voor het onderwijs en deelen haar, zoowel ten opzigte van
het onderwijs als van het onderwijzend personeel, de opmerkingen mede,
die zij in het belang der zaak nuttig achten.
Vastgesteld te Dordrecht, ter openbare
raadsvergadering van den 31 Maart 1868.
De Burgemeester DE RAADT.
De Secretaris P. VAN DEN BRANDELER.
|
BIJZONDERE BEPALINGEN voor het
onderwijs in de handwerken op de
Openbare Armenscholen, te Dordrecht
(Dordrecht, H.R. van Elk, 1868)
Art. 1.
Het onderwijs strekt tot het bekwamen van meisjes in het breijen,
naaijen, stoppen en merken.
Art. 2.
De Commissie laat tot dit onderwijs toe de meisjes, die de school
bezoeken, den leeftijd van zeven jaar bereikt hebben en zich door gedrag
en zindelijkheid onderscheiden.
Art. 3.
Zij wijst viermaal in het jaar en wel op den voorlaatsten Maandag der
maanden Maart, Junij, September en December de meisjes aan, die dit
onderwijs zullen bijwonen.
Art. 4.
Buiten de vacantie wordt het onderwijs gegeven des Maandags, Dingsdags,
Donderdags en Vrijdags, des namiddags van vier tot zes uur.
Art. 5.
De leerlingen wroden verdeeld in twee klassen en elke klasse in zooveel
afdeelingen als overeenkomstig den aard van het onderwijs noodig wordt
geoordeeld.
Art. 6.
De eerste of laagste klasse oefent zich uitsluitend in het breijen; de
tweede zet die oefening voort, doch ontvangt tevens onderwijs in de
andere handwerken.
Art. 7.
De noodige naalden, naaigaren en breiwol worden kosteloos verstrekt.
De ouders of verzorgers voorzien verder in de te bearbeiden stoffen,
voor zoover die niet op andere wijs kunnen verstrekt worden.
Vastgesteld te Dordrecht, ter openbare
raadsvergadering van den 31 Maart 1868.
De Burgemeester DE RAADT
De Secretaris P. VAN DEN BRANDELER.
|
IINSTRUCTIE voor de hulp-onderwijzeressen, helpsters
en kweekelingen bij het onderwijs in de handwerken aan meisjes
op de Openbare Armenscholen, te Dordrecht
(Dordrecht, H.R. van Elk)Art. 1.
De Hulp-Onderwijzeressen, Helpsters en Kweekelingen staan onder het toezigt van
de Regentessen en den Hoofdonderwijzer.
Zij zijn verpligt de voorschriften van de
Regentessen en den Hoofdonderwijzer na te leven.
De Helpsters en Kweekelingen staan bovendien onder de bevelen der Hulp-Onderwijzeressen.
Indien de Hulp-Onderwijzeressen, Helpsters of Kweekelingen zich met het
een of ander bezwaard achten, kunnen zij zich
tot de Commissie wenden.
Art. 2.
Zij zorgen dat voor den aanvang van den schooltijd alles, wat voor het
onderwijs vereischt wordt, in de school aanwezig zij en dat na het eindigen van
het onderwijs alles op de daarvoor bestemde plaats behoorlijk
worde geborgen.
Art. 3.
Zij zijn gedurende den
schooltijd en bij het aan- en uitgaan der school behulpzaam in het handhaven der orden.
Zij mogen
gedurende den schooltijd niets verrigten, dat niet tot hunne
werkzaamheden behoort.
Art. 4.
Zij zien toe dat de kinderen haar werk met netheid en zindelijkheid
verrigten en zorgen zooveel mogelijk dat de verstrekte benoodigheden
nuttig worden gebruikt.
Zij zorgen tevens dat niets zonder toestemming van den Hoofd-Onderwijzer
worde medegenomen.
Art. 5.
Zij, die door ongesteldheid mogten verhinderd worden in de school
tegenwoordig te zijn, zullen daarvan dadellijk aan den
hoofdonderwijzer kennis geven.
Art. 6.
Zij mogen geen geschenken aannemen van de schoolkinderen
of van de ouders of verzorgers van deze.
Art. 7.
Zij, die ontslag uit hare betrekking verlangen, zullen dat drie maanden
te voren aan de bevoegde magt aanvragen.
Alleen om gewigtige redenen zullen zij verzoek kunnen doe om vroeger
ontslag.
Die
willekeurig de school verlaten, verbeuren den laatsten termijn harer jaarwedden of
toelaag.
Vastgesteld te Dordrecht, ter openbare
raadsvergadering van den 31 Maart 1868.
De Burgemeester DE RAADT
De Secretaris P. VAN DEN BRANDELER.
|