WETTEN M.B.T. EXAMENS NUTTIGE EN FRAAIE HANDWERKEN

bron: Nationaal Archief 2.04.09, inventarisnummer 918 (wetten m.b.t examens nuttige en fraaie handwerken)

* * * 1884 * * *

Besluit van den 24 October 1884 No 7 houdende bepalingen ter uitvoering van art 65bis der wet van 17 Aug 1878 (Stbl no 127) zooals die laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 11 Juli 1884 (Staatsblad No. 123).
Staatsblad No. 219.
Op de voordracht van Onzen Minister van Binnenlandsche aken van 23 September 1884 No 3091(3) afd. O.
Noodig oordeelende bepalingen vast te stellen ter uitvoering van art. 65bis der wet van 17 Aug 1878 Stbl. No. 127 zooals die laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 11 Juli 1884 (Staatsblad No. 123).
Den Raad van State gehoord advies van 7 Oct 1884 No 12.
Gelet op het nader rapport van onzen voornoemde Minister van 20 October 1884 No. 2203 afd. O; Hebben goedgevonden en verstaan.
[Art. 1] Het getal der commissien belast met het afnemen der Examens ter verkrijging van akten van bekwaamheid voor huis- en schoolonderwijs in de vakken onder k en t in art. 2 der wet van 17 Aug 1878 (Stbl No. 127) genoemd, bedraagt voor ieder van die vakken een of zooveel meer als Onze Minister, die met de uitvoering der wet tot regeling van het Lager onderwijs belast is telken jare, naar bevind van zaken raadzaam zal oordeelen
[Art. 2] Elke commissie bestaat uit ten minste vier leden, een der inspecteur van het Lager Onderwijs of een der districts-schoolopzieners die tevenjs het voorzitterschap bekleedt, en ten minste drie vrouwelijke leden.
Aan iedere commissie kunnen twee plaatsvervangsters wordenb toegevoegd.
[Art. 3] Bij het afnemen dier examens zal als leiddraad strekken het programma A aan dit besluit gehecht.
[Art. 4] De voorzitter van elke Commissie maakt door middel van de Nederlandsche Staatscourant het tijdstip bekend waarop de werkzaamheden der commissien zullen aanvangen en den termijn binnen welken ieder die tot het afleggen van examen verlangt te worden toegelaten, zich schriftelijk kan aanmelden bij den voorzitter der commissie voor zulke zij verlangt te verschijnen. De dag en den plaats van het examen worden door den voorzitter aan de adspiranten bekend gemaakt.
[Art. 5] De examens in de vorige artikelen bedoeld worden niet in het openbaar gehouden. Zij lopen voor ieder der adspiranten binnen een dag af. Iederen dag mogen 6 adspiranten, hetzij tegelijk of achtereen volgens worden geëxamineerd.
[Art. 6] Het afnemen van het examen ter verkrijging van een akte van bekwaamheid voor huis- en schoolonderwijs in het vak onder q in art 2 der wet van 17 Aug. 1878 (Stbl No 127) genoemd, kan door onzen Minister die met de utivoering der wetten op het Lager en Middelbaar onderwijs is belast worden opgedragen aan eene der commissien bedoeld in art. 69 der wet van 2 Mei 1863 (Stbl no 50). Indien echter heet getal der adspiranten dit noodzakelijk maakt kan Onze voornoemde Minister telken jare eene of meer commissien benoemen uitsluitend met het afnemen van het in dit artikel bedoeld examen belast.
De verdeeling der werkzaamheden tusschen meedere Commissien, zoo die er zijn, worden door onzen voornoemden Minister geregeld.
[Art. 7] Elke der commissien in de tweede zinsnede van het voorgaand artikel bedoeld, bestaat uit ten minste 4 leden. Onze voornoemde Minister wijst een der leden als voorzitter aan. Aan elke Commissie kunnen twee plaatsvervangers worden toegevoegd.
[Art. 8] Bij het afnemen van het examen in art. 6 vermeld zal als leiddraad strekken het programma B aan dit besluit gehecht.
[Art. 9] Onzen voornoemden Minister maakt telken jare door middel van de Nederlandsche Staatscourant het tijdstip bekend waarop de Commissie of de Commissien in art 6 bedoeld hare werkzaamheden zullen aanvangen en den termijn binnen welken ieder die tot het afleggen van examen bij die Commissien verlangt worden, toegelaten zich schriftelijk bij hem zal kunnen aanmelden.
Voornoemde Minister zendt de bij hem ingekomen aandragen aan den voorzitter van de commissien die met het afnemen van het examen belast is. De dagen de plaats van het examen worden door den voorzitter aan de adspiranten bekend gemaakt.
[Art. 10] Het examen in art. 6 bedoeld wordt in het openbaar gehouden behalve voor zoover de vrouwelijke adspiranten betreft.
Het loopt voor ieder der adspiranten in ten minste drie dagen af.
[Art. 11] Onze voornoemde Minister wijst de plaatsen aan waar de bij dit besluit ingestelde commissien hare zittingen zullen houden. De lokalen waar de examens worden afgenomen worden door den voorzitter aan elke Commissie aangewezen.
[Art. 12] De voorzitter van elke der Commissien in dit besluit bedoeld, roept de leden voor den aanvang der examens bij een ter plaatse waar die zullen wordne gehouden. In deze bijeenkomst wordt het plan voor de inrichting der examens vastgesteld.
[Art. 13] Het werk wordt door de geëxamineerde onder voortudrend toezicht gemaakt. Zij die zich aan eenog bedrog bij het examen schuldig maken worden terstond afgewezen.
[Art. 14] Het oordeel over de kennis en de bekwaamheid der geexamineerde in elk vak wordt uitgedrukt door een der cijfers van 1 tot 6, aan welke de volgende beteekenis is te hecten
  6 zeer goed
  5 goed
  4 voldoende
  3 onvoldoende
  2 slecht
  1 zeer slecht
[Art. 15] Omtrent het toekennen der in het vorig artikel vermelde cijfers en den uitslag van het examen wordt bij meerderheid der uitgebrachte stemmen beslist. Staking van stemmen wordt geacht eene beslissing te zijn in den voor de geexamineerde minst gunstigen zin.
[Art. 16] De uitslag van het examen wordt dadelijk aan de geexamineerde die zich ter plaatse bevinden medegedeeld. De toegekende akten worden zoo spoedig dioendlijk kosteloos uitgereikt.
[Art. 17] Elke Commissie zendt aan Onze voornoemden Minister een proces-verbaal van hare zittingen, eene lijst bevattende de namen en voornamen, de geboorte- en woonplaatsen en de dagteekeningen van geboorte der toegelatenen geexamineerden benevens een opgaaf van het getal der afgewezenen en vann het getal dergenen die zich tijdens het examen hebben teruggetrokken.
[Art 18] De voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden der Commissien in art 1 en in de 2e zinsnede van art 6 bedoeld, genieten uit 's Rijks Kas vacatiegelden ten bedrage van zes gulden voor elke dag waarop zij het examen, of eene daartoe betrekkelijke vergadering der commissie bijwonen.
[Art. 19] Het Programma naar aanleiding van art 65 der wet van 17 Augustus 1878 (Stbl no. 127) vastgesteld onder L. B bij Ons besluit van 3 Aug 1879 (Stbl no 148) is vervallen.
[Art. 20] Dit besluit treedt in werking op den vijfden dag na zijne afkondiging.
Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van dit belsuit dat in het Staatsblad en gelijktijdig in de Nederlandsche Staatscourant zal worden geplaatst en waaraan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State.
                  Berg, den 24 October 1884 (get.) Willem.

A. Programma van de examens ter verkrijging eener akte van bekwaamheid voor huis- en schoolonderwijs in een of meer der vakken, onder k en t in art 2 der wet van 17 Augustus 1878 (staatsblad no 127) genoemd, naar aanleiding van art. 65bis van die wet, zooals die laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 11 Juli 1884 (Staatsblad no 123).
De vereischten zijn.

I. Nuttige handwerken voor meisjes
Juiste denkbeelden omtrent het geven van grondig, ook klassikaal, onderwijs in deze handwerken.
Bedrevenheid inj breien, mazen, stoppen, naaien, zoowel uit de hand als met eene naaimachine en knippen.

II. Fraaie handwerken voor meisjes.
Borduren, haken, breien, knoopen, guipure, kantsteken, het ontwerpen van patronen en het aangeven van de wijze, waarop eenige verschillende handwerken behooren te worden aangevangen en voltooid.

* * * 1884 * * *

's-Gravenhage, 11 October 1884.
In antwoord op Uw brief, betreffende uitvoering art 65bis wet lager onderwijs van 30 Sept ll no 174 kabinet, heb ik de eer Uwe Excellentie het navolgende mede te deelen, als mijn gevoelen omtrent hetgeen geeischt moet worden ter verkrijging van akten voor lager onderwijs in nuttige en fraaie handwerken.
"Juiste denkbeelden omtrent het geven van grondig ook klassikaal, onderwijs in deze handwerken"
Voor de aanstaande onderwijzeres in de nuttige en fraaie handwerken is het een vereischte om met het volgende bekend te zijn:
  de plaatsing der leerlingen met betrekking tot het licht, hare houding en reinheid;
  de geschikste manier en plaats om een handwerke te beginnen en te voltooien;
  vooral een handwerk in overeenstemming te brengen met het voorwerp of de omgeving waarvoor of waarin het gebruikt wordt;
  wat er noodig is om de aandacht der leerlingen gaande te houden;
  wat de beste wijze van beloonen en bestraffen is;
  en wat de nodigste hulpmiddelen zijn.
Zij moet blijken geven, dat zij de handleidingen, vooral die welke in de laatsten tijd zijn verscheven, bestudeerd heeft. De handleidingen, waarvan zij kennis moet hebben, zijn:
* Knippen en Naaien, vrij bewerkt naar het Fransch van Elisa Hirtz door J.G. Dompeling.
* Het onderwijs in de vrouwelijke handwerken, naar het Hoogduitsch van Rosalie Schellenfeld door H.A. Krooneman.
* Der Handarbeits Unterricht von Julie Legorju.
* De nuttige handwerken door mevr. G. van Eijk-Hardeman
* De nuttige handwerken voor Meisjes, door A. Teunisse
* Handwerken, door C.M.W. Waleson
Uit die gegevens moet zij voor zich zelve kiezen om die daarna op de wijze, die haar het geschikst en het gemakkelijkst voorkomt, mede te deelen; natuurlijk klassikaal, daar dat de voorkeur verdient boven hoofdelijk onderwijs; wanneer de onderwijzeres daarin goed geoefend is, zal het haar makkelijk zijn en zal haar onderwijs de gewenschte vruchten dragen, want zij zal dan als het ware tegen een leerling behoeven te spreken even als bij het lager onderwijs. De leerlingen moeten geen werk van huis medebrengen, allen maken stalen of proeflappen, door de onderwijzeres, voor de klasse, voorgedaan en die wanneer zij niet worden afgekeurd, aan de leerlingen worden geschonken, als zij na goed volbrachten schooltijd heengaan.
Van het volgende zou ik wenschen, dat de candidate zoowel practisch als theoretisch proeven van bekwaamheid aflegde.
I. Nuttige handwerken.
1. Breien.
Het breien van een kous, letters, cijfers, kniekous, slopkous, borstrok, verschillende mutsen en andere gebreide voorwerpen; het inbreien van stuje en hielen; het aanbreien van boorden en het nabreien van werkjes.
2. Mazen.
Aanmazen, gaten mazen, rechts, averecht en minderingen.
3. Naaien.
Het op den draad naaien van zoomen en naden, het maken van knoops en vetergaten, het aanzetten van knoopen, lussen, banden, haken en oogen; stukjes inzetten; het naaien van linnengoed, tafelgoed en kleedingstukken; verstellen, merken met kruisjes en gaatjes; opennaaien.
4. Stoppen.
De linnen, keper en damaststop. Het stoppen van een gat, winkelhaak, zelfkant, hoek en een stukje instoppen.
5. Knippen.
Het knippen van linnengoed, ondergoed en eenvoudige bovenkleederen, tevens de ellenmaat, op geven voor bovengenoemde voorwerpen benoodiogd.

II. Fraaie handwerken
1. Borduren
Cordonneeren, festonneren, Carmes, Engelsch- en Fransch borduren, plumtis, point croise, point de sable, point de minute, point d'echelle, appliceeren, relief, Venetiaansche- en Genueesch borduursel en wieltjes.
2. Breien.
Met wol, zijde en kralen breien, met lussen breien
3. Haken.
Sterren en ruiten nazien en nahaken ook met verschillende soorten band; de Tunische haaksteken; met kleuren, kralen en om koord haken, Guimpe haken
4. Knoopen.
Het knoopen van een vierkant, strooken, punten met kralen knoopen, Macrame
5. Guipure
Filet-guipure, Florentijnsche-guipure, Iersche-guipure, genaaide guipure.
6. Point-lacé
De verschillende poinst-lace steekjes en op tulle geappliceerd.
7. Tulle
De tulle op kantsteekjes en tulle dichten
8. Fivolité
Het frivoliteeren met meer dan een draad, Josephineknoop. Gehaakte frivolite.
9. Raamarbeid.
Het vervaardigen van kleedjes, capuchons, pelerins en andere voorwerpen
10. Tapisserie.
De verschillende steken op gaas, javagaas, wafelstof, jardinierepapier en andere stoffen.
11. Kralenwerk.
Het kralen werken, ook op gaas, tulle en jardinierepapier 
12. Lange steek.
Het wetken van den langen steek op gaas, laken, zijde, pluche, leer en geappliceerd met bovengenoemde stoffen, lakensteken, point russe, point tissé, Broderie d 'Espagne. Mozaik.
13. Koorden, Franjes en Ballen.
Verschillende koordjes breien, haken en op harpjes maken. Franjes aan verschillende voorwerpen malen. Ballen en pompons maken.
14. Teekenen en veranderen van een eenvoudig ornament en kennis van kleurenharmonie.
 
  De Directrice der Industrieschool voor meisjes.
  (get.) Jac. S. Beijdals  

* * * 1890 * * *

(Den Haag den 12 Mei 1890)
De Algemeene Nederlandsche Vrouwenvereniging Tesselschade heeft gemeend in het belang van het onderwijs in de handwerken het volgende met bescheidenheid ter kennis van Uwe Excellentie te moeten brengen:
Sedert het weder invoeren van de Examens ter verkrijging eener akte van bekwaamheid voor huis- en schoolonderwijs in de Nuttige en Fraaie Handwerken bij de Wet van 11 Juli 1884 (Staatsblad No. 123), heeft de Vereeniging Tesselschade geen diploma's voor deze vakken meer uitgereikt, en geeft zij de Examens van Regeringswege afgenomen met belangstelling gevolgd. Haar werkkring toch brengt haar dagelijks in aanraking met de adspiranten voor deze akten en met de resultaten van het onderwijs in genoemde vakken.
Wij waardeeren de groote verbetering door deze wet in het onderricht der Nuttige Handwerken op de school voor Lager Onderwijs verkregen doch betreuren het, dat het Onderwijs in de Fraaie Handwerken steeds veel te wenschen overlaat, hetgeen wij in hoofdzaak meenen te moeten toeschrijven aan de minder doelmatige eischen van het Examen programma. Wij deelen de bezwaren door de verschillende examencommisses voor de Fraaie Handwerken in hare rapporten jaarlijks geuit, en die ook steeds meer van de zijde der adspiranten worden vernomen. Zij betreffen:
(1) het gemis van de noodige aansluiting van het vak der Fraaie handwerken aan dat der Nuttige;
(2) den tijd die voor het afnemen van het Examen in de Fraaie Handwerken is bepaald;
en (3) de eischen van het Examen-programma.
Het zij ons vergunt de aandacht Uwer Excellentie op deze punten te vestigen.
(1) De Nuttige Handwerken worden terecht als grondslag beschouwd, voor de Fraaie en het zou zeer wenschelijk zijn dat eene candidate zich niet voor de akte Fraaie Handwerken aanmeldde, tenzij in het bezit van de akte Nuttige Handwerken.
(2) Volgens Art 5 der Wet, moet het Examen voor ieder den adspiranten, binnen één dag afloopen. Het programma splitst het vak in zeven onderdeelen, zijnde "Borduren, haken, breien, knoopen, guipure, kantsteken en het ontwerpen van patronen", terwijl even "het aangeven van de wijze, waarop eenige verschillende handwerken behooren te worden aangevangen en voltooid," eenige mondelinge vragen moeten worden gedaan.
De dag van 9-12 1/2, en van 1 1/2-5 uur genomen zijn er 7 uur beschikbaar, of gemiddeld een uur voor ieder onderdeel, hetgeen b.v. voor borduren en ontwerpen van patronen, ten eenen male ontoereikend is, terwijl ook van de overigen de proeven van werk zoo klein blijven, dat de beoordeeling hoogst moeielijk wordt. Deze wetsbepaling zal op den duur belemmerend werken op het peil van het onderricht als geen voldoende waarborgen opleverende van de bekwaamheid der onderwijzeres.
(3) Wat de eischen van het Programma voor de Fraaie Handwerken aangaat, kom thet ons voor, dat die in sommige opzichten te hoog zijn gesteld, voor de onderwijzeres in dit vak op de school voor meer uitgebreid lager onderwijs, terwijl daarentegen de kennis van het geven van classicaal onderwijs in deze handwerken er in wordt gemist.
Resumerende verzoeken wij Uwe Excellentie met bescheiden aandrang het door eene wijziging dezer Wet daarheen te willen leiden, dat:
1. geene adspirant zich voor het Examen in de Fraaie Handwerken meer aanmelden, zonder de akte van bekwaamheid in de Nuttige Handwerken te bezitten.
2. dat het Examen in de Fraaie Handwerken loopt over twee dagen;
3. dat de eischen van het Programma meer in overeenstemming worden gebracht, met de eischen der school voor meer uitgebreid lager onderwijs.

Mocht Uwe Excellentie nadere mondelinge toelichting onzerzijds wenschen, zoo verklaren wij ons gaarne hiertoe bereid.
  Het Hoofdbestuur der Algemeene Nederlandsche Vrouwenvereeniging "Tesselschade"
  Jeltje de Bosch Kemper (Heerengracht 573), voorzitster, L.F. Wijnaendts, secretaris.

  +

UITSLAG van de in 1890 gehouden examens, ter verkrijging van akten van bekwaamheid voor huis- en schoolonderwijs in de nuttige en in de fraaie handwerken voor meisjes
.(1)

Plaatsen, waar de
examens zijn afgenomen
Getal adsprianten, dat
is gëxamineerd zich heeft
teruggetrokken
is afgewezen is toegelaten
 

Nuttige handwerken

Breda 122 - 33 89
's-Gravenhage 266 - 111 155
Utrecht 194 1 56 137
Leeuwarden 147 1 54 92
Totaal 729 2 254 473
  Fraaie handwerken
Breda 47 - 14 33
's-Gravenhage 82 - 42 40
Leeuwarden 55 - 28 27
Totaal 184 - 84 100

Voor de nuttige handwerken, slaagden:
in 1885 105 van 186 geëxamineerden;
in 1886 247 van 451 geëxamineerden
in 1887 366 van 579 geëxamineerden
in 1888 376 van 663 geëxamineerden
in 1889 426 van 659 geëxamineerden
Voor de fraaie handwerken, slaagden:
in 1885 16 van 36 geëxamineerden;
in 1886 60 van 125 geëxamineerden
in 1887 68 van 136 geëxamineerden
in 1888 103 van 199 geëxamineerden
in 1889 96 van 169 geëxamineerden

1. Overgedrukt uit de Nederlandsche Staatscourant van Zaterdag 17 Mei 1890, no. 141.

Met betrekking tot den uitslag van de in dit jaar gehouden examens hebben de examen-commissiën aan de Regeering het volgende medegesteld:
NUTTIGE HANDWERKEN.
BREDA. Het beginsel in 1888 door de Commissie gehuldigd, om geen akte toe te kennen aan haar, die een onvoldoend cijfer hadden verkregen voor naaien uit de hand en knippen of voor een dezer beide vakken en twee andere onderdeelen van het examen, werd ook nu weder getrouw in toepassing gebracht. Dit beginsel veroorzaakte echter in zeer enkele gevallen wel eens moeilijkheid. Had eene adspirante een onvoldoend cijfer in mazen en breien, maar voor de overige vakken een voldoend of meer dan voldoend en kon zij wegens de practijk op de machine slechts 3 of 3 punten behalen, dan was de aanspraak op eene akte verloren. De Commissie betreurde dit en meent, dat zóó weinig waarde aan het anaien op de machine moet gehecht worden, dat zij er zelfs geen bezwaar in zou zien dat onderdeel van het examen geheel te doen vervallen; te meer daar het toch onuitvoerbaar is om op de lagere school onderwijs in het naaien op de machine te geven. Het naaien op de machine is in elken machinewinkel spoedig te leeren voor haar, die daarin belang stellen; men behoeft daarvoor niet eens onderwijzeres te wezen. Voor het naaien op de machine werd dan ook geen hooger cijfer dan 4 (voldoende) toegekend. De Commissie zou het vak naaien op de machine gaarne vervangen zien door haken. Dit hoort wel degelijk bij de nuttige handwerken tehuis, al schijnt het nu niet op de algere school onderwezen te worden. Haken kan ook klassikaal behandeld worden, hetgeen met machine-naaien niet het geval is.
Van half 9 tot 10 uur werd gestopt, van 10 tot 11 1/4 uur gebreid en van 11 1/4 tot 12 1/2 genaaid. In dien tijd werd elke candidaat ongeveer een half uur in de theorie ondervraagd, terwijl zij ook een kleedingstuk op het bord moest teekenen en eene kleine proeve moest geven van hare bedrevenheid in het naaien op de machine.
Over het algemeen genomen werd een meer dan voldoend cijfer in de theorie behaald. Een eigenaardig verschijnsel deed zich hierbij voor; juist zij, die bij uitstek goed waren in de theorie of zij, die onder dit gedeelte van het examen eene zenuwachtige opgewektheid aan den dag legden, bleken niet zelden in de practijk minder ervaren te zijn.
In dne namiddag werd van half twee tot 3 uur genaaid en van 3 tot 4 1/2 uur geknipt. Was het naaien geëindigd, dan werd het werk successievelijk nagezien en beoordeeld.
De totaal-indruk van het examen wordt elk jaar gunstiger. Drukte in de eerste jaren menig adspirante zich zeer slecht uit, thans geschiedde dat alleen bij uitzondering; het is dan ook buiten twijfel, dat over het algemeen de opleiding veel beter is.
De Commissie zou echter in overweging willen geven den leeftijd van 17 jaar als vereischte te stellen voor het afleggen van het examen in de handwerken, daar zich ook dit jaar wederom verscheidene candidaten hebben aangemeld, die nog niet eens den leeftijd van 16 jaar hadden bereikt. De bevoegdheid om als onderwijzeres op te treden uit te reiken aan meisjes van 15 jaar is zeker niet paedagogisch handelen. Toch moest het geschieden, omdat eene adspirante aan de technisch eischen voor het examen voldeed en noch wet, noch besluit toelaat, dat de Commissie rekening houdt met den leeftijd der candidaten.
's GRAVENHAGE. Van de 266 opgekomen candidaten is de akte uitgereikt aan 155,terwijl 111 zijn afgewezen. Mogen deze cijfers, vergelen bij die van vorige jaren, een vrij bevredigenden indruk maken, toch kan de uitslag der examens nog niet gunstig worden genoemd.
In de techniek van sommige onderdeelen van het examen, en wel 'mazen' en 'stoppen' was vooruitgang te bespeuren. Het 'naaien' en het 'knippen' liet echter bij een zeer groot aantal candidaten nog veel te wenschen over. Datzelfde moet ook worden gezegd van de juiste denkbeelden omtrent het geven van grondig ook klassikaal onderwijs in de nuttige handwerken. Velen bleven in een of meer van deze belangrijke onderdeelen van het examen beneden het middelmatige.
Spraken vorige Commissien reeds de wenschelijkheid, dat zij, die zich belasten met de opleiding van aanstaande onderwijzeressen in dat vak, vooral nadruk zouden leggen op de drie genoemde hoofdzaken, deze Commissie meent daarop nogmaals ernstig te mogen wijzen.
Zonder twijfel was verder de mindere geschiktheid van onderscheidene candidaten toe te schrijven aan haren jeugdigen leeftijd. Niets ongewoons toch is dat meisjes van 15 à 16 jaar zich voor het examen aanmelden. En mocht het nu al denkbaar zijn, dat iemand op dien leeftijd genoegzame vaardigheid in de practijk heeft verkregen om, wat het technisch gedeelte betreft een voldoend examen af te leggen, het zal wel geen betoog behoeven dat van zulke jeugdige personen, die zelven nauwelijks aan de kinderschoenen zijn ontwassen, niet verwacht kan worden, dat zij toegerust zijn met de eigenschappen eener goede onderwijzeres.
Waar aan zoodanig jeugdige candidaten al een enkelen keer voldoende cijfers voor de practijk konden worden gegeven, was het mondeling examen gewoonlijk van dien aard dat het eene afwijzing ten gevolge moest hebben.
De Commissie veroorlooft zich daarom den wensch, dat ook voor dit examen 18jarige leeftijd worde gevorderd.
De Commissie van het vorig jaar vestigde reeds de aandacht op het machine-naaien als examenvak. Ook deze Commisse neemt de vrijheid dat te doen. Zij is van meening dat dit gedeelte van het programma als onderwijsvak onuitvoerbaar niet alleen, maar ook uit een paedagogisch oogpunt af te raden is. Het komt haar daarom voor, dat de aanstaande onderwijzeres geen behoefte heeft aan bedrevenheid in dit gedeelte van het vak. Zij spreekt als haar gevoelen uit, dat het zeker aan het onderwijs ten goede zou komen, indien de tijd, die zoowel tijdens het examen als gedurende de voorbereiding daartoe, afgezonderd moet worden, gebruikt kon worden voor zaken van meer practisch nut voor de onderwijzeres, en zou het zeer toejuichen, wanneer het machine-naaien uit het programma verdween en het Koninklijk besluit in dien zin mocht worden gewijzigd.
UTRECHT. De inrichting van het examen was geheel dezelfde als die in het vorige jaar.
Voor het examen hadden zich 197 candidaten aangegeven. Drie zagen wegens ziekte er van af; voor drie andere werd wegens ongesteldheid de examendag verschoven; een der candidaten trok zich na het mondeling examen terug; 137 slaagden.
Wat dne leeftijd betreft, gemideld was die weer iets lager dan vroeger; onder de candidaten waren er twee van 15 jaar, negen van 16 jaar en vijf van 17 jaar.
Het programma schrijft geen leeftijd voor, zoodat de Commissie dan ook geen bezwaar kon maken tegen de toelating van de in haar oog te jeugdige meisjes.
Twee en twintig candidaten waren in het vorige jaar of vroeger door de Commissie te Utrecht afgewezen.
Het examen in de theorie der handwerken laat, niettegenstaande de hulpmiddelen, zooals handleidingen voor elk vak en doelmatige kartons, in de laatste jaren zeer zin toegenomen, nog veel te wenschen over, vooral wat de dudielijkheid betreft van de verklaringen, hoe het odnerwijs aan kinderen is te geven. Menige candidaat wist wel te zeggen, hoe zij zelve een of ander werk beginnen of voortzetten zou, maar scheen niet te begrijpen dat er een groot onderscheid bestaat tusschen het verrichten van eenigen arbeid en het onderwijzen daarvan aan eene klasse van jonge kinderen.
Bij de methodiek kon dan ook slechts 43 maal het cijfer 5 (goed) en niet meer dan 15 maal het cijfer 6 (zeer goed) worden teoegekend. Reeds in het vorig veslag is er op gewezen dat zoo weinig candidaten bekend zijn met de grondstoffen die bij het onderwijs in de nuttige handwerken gebruikt worden. De Commissie blijft van gevoelen, dat vooral de onderwijzeres in de handwerken niet alleen die stoffen moet kennen, maar ook dient te weten, waartoe althans de meest voorkomenden gebruikt worden. Telken jare waren stalen op het examen voorhanden, en werd over de stoffen gevraagd; toch moest de Commissie weer ervaren, dat menige candidaat geheel onbekend was met de stoffen, die zij dagelijks gebruitk.
In de vaardigheid der candidaten vooral bij het naaien en mazen is niet veel vooruitgang merkbaar. Niettegenstaande b.v. voor het naaien twee volle uren waren toegestaan, was bij zeer vele candidaten de hoeveelheid geleverd werk veel te gering. Daar het programma de kennis van het gebruik der naaimachine eischt, schijnt men in de meening te verkeeren, dat men zich minder in het naaien uit de hand heeft te oefenen. Toch blijft naar de meening der Commissie het naaien uit de hand de grondslag voor het onderwijs van dat vak op de lagere school.
In 1887 wezen wij met eenigen aandrang er op, dat de naaimachine hoe utistekend ook voor de huishouding, op de lagere school niet op hare plaats is en de kennis van het gebruik daarvan als onderdeel van het examen diende te vervallen.
In 1889 is die wensch ook uitgesproken door der Commissie, die te 's Gravenhage zitting hield.
Nogmaals wagen wij het de aandacht van Uwe Excellentie op dit punt te vestigen en u in overweging te geven bij het herzien van het programma 'het machine-naaien' te schrappen en daarvoor in de plaats te stellen het haken, voor zoover dit gerekend kan worden tot de nuttige handwerken.
Voorts zouden wij, in verband met onze opmerking, aan het begin van ons verslag, gaarne zien dat de leeftijd van achttien jaar als vereischte voor de toelating tot het examen gesteld werd. Al slagen enkele candidaten van zoo jeugdigen leeftijd als de Commissie telkens te examineeren had, zij zullen toch niet als zelfstandige onderwijzeressen voor de klasse kunnen optreden.
LEEUWARDEN. De uitslag van de te Leeuwarden gehouden examens in de nuttige handwerken kan bevredigend genoemd worden; aan 92 van de 147 candidaten kon de akte worden toegekend; het hoogst aantal punten dat behaald werd, was 38 en verschilde met het laagst aantal dat verkregen werd niet minder dan 24 punten.
Van de verschillende onderdeelen van het examen was het 'mazen' verreweg het meest onvoldoende; heet was bij vele candidaten slordig en zeer onnauwkeurig en toch werd er geen ander werk opgegeven dan aan groote of kleine kousen kan voorkomen en ook werkelijk voorkomt. Het mazen en aanmazen in den boord deed bij de Commissie het vermoeden ontstaan, dat vele candidaten zich voor dat werk alleen hadden geoefend in recht breiwerk, in plaats van in den boord zelven.
Voor de andere vakken was het getal candidaten, dat onvoldoend werk leverd, niet zoo groot.
De Commissie vond het een zeer verblijdend verschijnsel, dat er zoo dikwijls een voldoend cijfer voor de theorie kon worden toegekend.
Van al de 147 examens in dit vak waren 112 voldoende. Wellicht is dit hieraan toe te schrijven, dat het meer en meer gevoeld wordt, hoe noodig het is, dat men, om juiste denkbeelden te verkrijgen van de wijze waarop het onderwijs in de handwerken moet worden ingericht, meer dan vroeger het geval was, het onderwijs geven van geoefenden gadeslaat en zich onder de leiding van ervaren onderwijzeressen oefent in het geven van onderwijs.
De verschillende hulpmiddelen voor het odnerwijs en de wijze waarop die worden gebruikt, waren aan bijna alle candidaten bekend; ook de kennis van de meest voorkomende grondstoffen en wat van deze gemaakt kan worden, was bij de meerderheid voldoend te heeten.
Het naaien met de machine was aan geene enkele der candidaten vreemd.
FRAAIE HANDWERKEN.
BREDA. Zooals reeds vorige jaren werd opgemerkt, is het aantal van acht candidaten per dag te groot. Hebben al de candidaten 25 minuten voor het theoretisch examen gehad, dat is er voor acht candidaten drie uur en twintig minuten gebruikt; in de voerige veertig minuten moet het werk uitgedeeld en het oordeel over de theorie uitgesproken worden.
Door toevallige omstandigheden zijn er dit jaar dagen geweest, waarop 7 of 6 candidaten voor de Commissie kwamen en het is gebleken dat het werk veel geregelder afliep.
Weer werd van de zijde der candidaten gehoord en van de zijde der Commissie bevestigd, dat de tijd van eht examen tekort is, in aanmerking genomen het groot aantal vakken.
Van het opgegeven werk wordt over het algemeen te weinig afgemaakt om goed beoordeeld te kunnen worden, terwijl de candidaten zich haasten, omdat zij weten, hoe weinig tijd haar voor het werk kan gegeven worden. Darom spreekt de Commissie weer dne wensch uit, dat de tijd van het examen moge verlengd worden met minstens een halven dag.
De algemeene indruk van het werk verschilde met dien van andere jaren. Het bleek dat de hoofdvakken, borduren, teekenen en theorie beter beoefend waren maar daartegenover stond de groote fout, dat de candidaten de zoogenaamde bijvakken wat al te veel op zijde hadden geschoven, zoodat vele er weinig of niets van terecht brachten.
Zooals gezegd is, was het borduren beter beoefend, maar de Commissie blijft van oordeel, dat velen zonder overleg en zonder vastgesteld plan dit werk uitvoeren. Men begrijpt doorgaans het opgegeven model niet en borduurt daardoor verkeerd.
Vooral in teekenen waren groote vorderingen te bespeuren.
De theorie blijft een onderdeel van het examen, dat weinig tot zijn recht komt.
Het is klaarblijkelijk, dat geheel onontwikkelde candidaten, zooals er velen bij de examens in de handwerken voorkomen, onmogelijk de theoretische handleidingen kunnen begrijpen, zelfs al hebben ze daarbij eene goede leiding.
Ten laatste mag met nadruk aangedrongen worden op meerdere technische vaardigheid en vooral op netheid bij het afmaken der werken. Hoe kunnen fraaie handwerken ooit fraai zijn, wanneer ze onzindelijk en met weinig zorg zijn vervaardigd.
De navolgende tabellarische opgave der behaalde cijfers geve eenigszins een denkbeeld van het gehalte van het geleverde werk voor de verschillende vakken.

VAKKEN
waarin werd geëxamineerd
Aantal malen dat werd toegekend het cijfer
6 5 4 3 2 1
Engelsch borduurwerk 2 9 21 13 1 1
Fransch borduurwerk 4 11 19 9 4 0
Haken (28 candidaten) 4 9 10 1 1 3
Breien (19 candidaten) 0 6 10 1 0 2
Macramé (25 candidaten) 0 2 14 4 3 2
Knoopen (22 candidaten) 6 3 8 1 1 3
Guipure (22 candidaten) 3 8 9 2 0 0
Kantsteken (25 candidaten) tulle dichten 4 3 12 3 1 2
point lacet 3 3 8 4 2 5
Ontwerpen van patronen 7 10 18 7 4 1
Theorie 3 17 19 6 2 0

's-GRAVENHAGE. Bij het mondeling onderzoek betreffende de wijze waarop eenige verhscillende handwerken behooren te worden aangevangen en voltooid toonden de candidaten, dat door haar de eerste regelen, welke dan vroeger het geval was. Ook hetgeen er noodig is voor het geven van klassikaal onderwijs in dit vak is haar duidelijker dan voorheen, doch de gave om zich gemakkelijk en helder uit te drukken, zoo noodig voor de aanstaande onderwijzeres, liet bij de meesten nog veel te wenschen over.
In het breien, haken en knopen werden over het algemeen niet zulke hooge cijfers verkregen, als men bij deze eenvoudige handgrepen mocht verwachten. Meer vaardigheid in en bekendheid met het kleine aantal draadslingeren, waardoor bij deze maaswerken het ornament ontstaat, ware voor de candidaten voor zeker van meer nut bij het snel en juist weergeven van het voorgelegde staal, dan toevallige al of niet bekendheid met een of ander patroon.
Het Engelsch borduren, waarvoor ditmaal meer tijd was toegestaan dan bij vorige examens, wordt gaandeweg beter; doch hetzelfde kan niet van het Fransch borduren gezegd worden. De goede inrichtingen van onderwijs daargelaten, waar de leerling geleidelijk in de bewerking van iedere grondstof wordt geoefend, bleek uit het examen van vele der afgewezen candidaten, dat hare opleiding vooral hierin onvoldoende was en dat het onderwijs zich had bepaald tot het maken van enkele proeven op één en dezelfde grondstof. Op deze wijze wordt men natuurlijk de techniek niet meester, die vooral bij het borduren zich eenigszins wijzigt naar den aard van het materieel, en al blijft op de school het gebruik van eenvoudige stevige stoffen aangewezen, zoo mag men toch met recht van de onderwijzeres verwachten, dat het haar hetzelfde is, of zij op linnen, neteldoen, laken, zijde enz borduurt. Eene te korte voorbereiding zal wel de voornaamste oorzaak zijn van deze bekrompen opvatting en van het geringschatten van deze schoone techniek, die het meest van alle het naaldwerk tot kunstvak verheft.
De kleine proeven van guipure en kantsteken werden vrij goed uitgevoerd.
Het 'ontwerpen van patronen', waarvoor ditmaal de opgave was, om van een daartoe geschikten rechten rand een gebogen te maken, of wel omgekeerd, of het bijschetsen van een hoek aan een gegeven rand, leverde nog weinig bevredigende uitkomsten op. Was ook het teekenen zelf, op eenige uitzonderingen na, iets beter dan vroeger, slechts weinige candidaten toonden een goed begrip van de teekening te hebben.
Vormen en motieven, de eerste beginselen van samenstelling, worden nog weinig gekend en toegepast. Sommigen rijgen stelen, knoppen, bloemen en bladeren aan elkaar, als een kind zijn kraaltjes. Van grondlijn, uitgangspunt, middelpunt, eindigingsvorm, is soms geen spoor te ontdekken, ook waar deze op het voorbeeld zoo duidelijk te zien zijn. Met verhoudingen van de vormen en lijnen onderling en van deze tot den grond, alsmede met het utizetten der hulplijnen gaat het evenzoo.  Vandaar ook de groote moeite om, in den wel is waar slechts korten tijd, tot eenig resultaat, tot eene goed aangegevene, zij het dan ook niet voldoende voltooide, oplossing te geraken.
In verband met dit laatste wijst de Commissie ten slotte opnieuw op de wenschelijkheid van het geven van meer tijd voor het examen. Moet het examen in één dag afloopen, dan moet er van de candidaten te langdurige inpsanning geëischt worden en toch blijft de tijd te kort, om ze in de gelegenheid te stellen meer voltooide proeven van werk te leveren. Vooral voor het ontwerpen van patronen is meer tijd dan nu beschikbaar kan gesteld worden dringend gewenscht.
LEEUWARDEN. Over 't geheel waren de toegekende cijfers niet zeer hoog,w aaruit de Commissie moet opmaken, dat de candidaten het examen in de fraaie handwerken wel eenigszins te licht opvatten, en zich vooral op de hoofdvakken, borduren, teekenen en theorie niet genoeg toelegden; zelden kon daarvoor het hoogste cijfer worden gegeven.
Onder haar waren er slechts enkelen, die vlug en gemakkelijk de voorbeelden, haar gegeven, nawerkten en bij de theorie zich helder en duidelijk wisten uit te drukken.
Door die enkelen werd echter het bewijs geleverd, dat de eischen door de Commissie niet te hoog waren opgevoerd.
Het is het oordeel der Commissieleden, dat de opleiding in het teekenen van de meeste candidaten niet geschiedt met het oog op de vereischte kennis voor de fraaie handwerken.
Het was te bemerken, dat er onder de candidaten velen warem die aan dat vak te weinig tijd hadden besteed.
Ook de cijfers voor Engelsch en Fransch borduurwerk toegekend, waren over het algemeen vrij laag; een feit te meer te betreuren, omdat het door Commissie tot een der hoofdvakken werd gerekend.
De examens in de andere vakken gaven geen aanleiding tot het maken van bijzondere opmerkingen.

* * * 1892 * * *

(27 Juni 1892)
Besluit van den [-] 1892 no [-] tot wijziging van het Koninklijk besluit van 24 October 1884 (Stbl no. 219) tot in trekking van het Koninklijk besluit van 18 December 1886 (St bl no. 214) en tot vaststelling van programma's voor de examens bedoeld in art. 65bis der wet van 17 Aug. 1878 (Stbl no. 127) zooals die is gewijzigd bij de wet van 8 December 1889 (Stbl no 175) ter verkrijging akten van bewkaamheden voor huis- en schoolonderwijs in de vakken, vermeld onder k en t in art. 2 der eerstgenoemde wet; tot regeling van de wijze van afneming en van hetgeen verder tot deze examens betrekking heeft
.

(Staatsblad No. 164) Op de voordracht van den Minister van Binnenlandsche Zaken van 7 Mei 1892 No. 2046(3) afd. O.
Overwegende dat het wenschelijk is het Kon. besluit van 24 October 1884 (Stbl no. 219) gewijzigd bij Kon. besluit van 18 December 1886 (Stbl 214) ter uitvoering van art 65bis der wet tot regeling van het lager onderwijs, te herzien voor zooveel betreft de bepalingen voor de examens ter verkrijging van akten van bekwaamheid voor huis- en schoolonderwijs in de vakken vermeld onder k en t in art. 2 van genoemde wet.
Den Raad van State gehoord (advries van 7 Juni 1892 no 12).
Gelet op het nader rapport van den voornoemden Minister van 23 Juni 1892 no. 2714 afd. Onds.
Hebben goedgevonden en verstaan.
[Artikel 1] Het getal der commissien, eblast met het afnemen der examens ter verkrijging van akten van bekwaamheid voor huis- en schoolonderwijs in de vakken onder k en t in art. 2 der wet van 17 Augs. 1878 (Stbl. no. 127), zooals die is gewijzigd bij de wet van 8 Dec. 1889 (Stbl. no. 175) genoemd, bedraagt voor ieder van die vakken een of zooveel meer als de Minister, die met de uitvoering der wet tot regeling van het lager onderwijs belast is, telken jare naar bevind van zaken, raadzaam zal oordeelen.
[Artikel 2] Elke commissie bestaat uit ten minste 4 leden; een voorzitter, tevens lid en ten minste 3 vrouwelijke leden.
Aan iedere commissie kunnen een plaatsvervanger van den voorzitter en twee vrouwelijke plaatsvervangende leden worden toegevoegd.
[Artikel 3] Bij het afnemen dier examen zullen als leiddraad strekken de programma's, aan dit besluit gehecht.
[Artikel 4] Om te worden toegelaten tot het examen in het vak onder k in art. 2 van voormelde wet genoemd, moeten de adspiranten op 31 Maart van het jaar waarin het examen wordt gehouden, den 17 jarigen leeftijd volbracht hebben of volbrengen. Om te worden toegelaten tot het examen in het vak onder t in dat wetsartikel genoemd, moeten de adspiranten op 31 maart van het jaar, waarin het examen wordt gehouden den 18 jarigen leeftijd volbracht hebben of volbrengen.
[Artikel 5] De voornoemde Minister maakt door middel van de Nederlandsche Staatscourant het tijdstip bekend waarop de werkzaamheden der commissie zullen aanvangen en den termijn binnen welken ieder, die tot het afleggen van examen verlangt te worden toegelaten, zich schriftelijk kan aanmelden bij den voorzitter der commissie, voor welke zij verlangt te verschijnen.
De dag en de plaats van het examen voor den door den voorzitter aan de adspiranten bekend gemaakt.
[Artikel 4] De examens worden niet in het openbaar gehouden. Die voor het vak onder k in art. 2 van voorschreven wet, genoemd loopen voor ieder der adspiranten binnen één dag, die voor het vak onder t in dat wetsartikel genoemd voor ieder der adspiranten in twee dagen af.
[Artikel 7] De voornoemde Minister wijst de plaatsen aan, waar de commissien hare zittingen zullen houden. De lokalen, waar de examens worden afgenomen, worden door den voorziter van elke commissie aangewezen.
[Artikel 8] De Voorzitter van elke der commissien roept de leden voor den aanvang der examens bijeen ter plaatse waar die zullen worden gehouden. In deze bijeenkomst wordt het plan voor de inrichting der examens vastgesteld.
[Artikel 9] Het werk wordt door de geexamineerden onder voortdurend toezicht gemaakt. Haar, die zich aan eenig bedrog bij het examen schuldig maken, wordt terstond de verdere deelneming aan het examen ontzegd.
[Artikel 10] Het oordeel over de kennis en de bekwaamheid der geëxamineerden in elk vak wordt uitgedrukt door een der cijfers van 1 tot 10 aan welke de volgende beteekenis is te hechten
  10 uitmuntend
  9 zeer goed
  8 goed
  7 ruim voldoende
  6 voldoende
  5 twijfelachtig
  4 onvoldoende
  3 zeer onvoldoende
  2 gering
  1 zeer gering

[Artikel 11] Omtrent het toekennen der in het vorig artikel vermelde cijfers en den uitslag van het examen wordt bij meerderheid der uitgebrachte stemmen beslist. Staking van stemmen wordt geacht eene beslissing te zijn in den voor de geexamineerden minst geunstigen zin.
[Artikel 12] De uitslag van het examen wordt dadelijk aan de geexamineerde, die zich ter palatse bevinden medegedeeld. De toegekende akten worden zoo spoedig doenlijk kosteloos uitgereikt.
[Artiekl 13] Elke commissie zendt aan den voornoemden Minister een proces verbaal van hare zittingen, eene lijst bevattende de namen en voornamen,de geboorte- en woonplaatsen en de dagteekeningen van geboorte der toegelatene geexamineerden benevens eene opgaaf van het getal der afgewezenen en van het getal dergenen die zich tijdens het examen hebben teruggetrokken.
[Artikel 14] De voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden der commissien genieten uit s Rijks kas vacatiegelden ten bedrage van 6 gulden voor elken dag, waarop zij het examen of een daartoe betrekkelijke vergadering der commissie bijwonen.
[Artikel 15] Dit besluit treedt in werking op 1 Januari 1893.
Met gelijke dagteekening worden ingetrokken:
(1) de bepalingen van het Kon besluit van 25 Oct 1884 (Stbl no 219) voor zooveel die betrekking hebben op de examens ter verkrijging van akten van bekwaamheid voor huis- en schoolonderwijs in de vakken vermeld onder k en t der wet tot regeling van het lager onderwijs
(2) het Koninklijk besluit van 18 Dec 1886 (Stbl. no 204).
De Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State.

    Soestdijk den 27 Juni 1892
    De Minister van Binnenlandsche Zaken (get) Tak van Poortvliet
    (get) Emma

Overeenkomstig het oorspronkelijke.
De Secretaris-Generaal Binnenlandsche Zaken (get) Dijckmeester

    +

Programma's van de examens, ter verkrijging eener akte van bekwaamheid voor huis- en schoolonderwijs in een of meer der vakken genoemd onder k en t in art 2 der wet van 17 Augustus 1878 (Stbl no 107), zooals die is gewijzigd bij de wet van 8 December 1889 (Staatsbl. no. 175) naar aanleiding van art. 65 bis der eerstgenoemde wet.

I. Nuttige handwerken voor meisjes
De vereischten zijn
(a) Juiste denkbeelden omtrent het geven van grondig ook klassikaal onderwijs in de nuttige handwerken voor meisjes
(b) Bedrevenheid in breien, mazen, stoppen, naaien en knippen.

II. Fraaie handwerken voor meisjes
De vereischten zijn
(a) Juiste denkbeelden omtrent het geven van grondig ook klassikaal onderwijs in de fraaie handwerken voor meisjes
(b) Bedrevenheid in borduren, haken, breien, knoopen, guipure, kantsteken, Holbein en patroonteekenen
(c) Het aangeven van de wijze, waarop de verschillende handwerken worden aan aangevangen en voltooid.
Behoort bij Kon. besluit van 27 Juni 1892 No. 43 (Staatsbl. no ..)
  Mij bekend
  De Minister van Binnenlandsche Zaken (get.) Tak van Poortvliet
  Overeenkomstig het Oorspronkelijke.
  De Secretaris Generaal van Binnenlandsche Zaken (get.) Dijckmeester.

* * * 1896 * * *

Aan de Heeren Voorzitters der Examen-commissiën voor de Nuttige Handwerken en der acte Examens voor het Lager Onderwijs.
Februari 1896.

Bij dezen nemen wij de vrijheid, het volgende onder Uwe aandacht te brengen.
De eischen aan welke voldaan moet worden om bevoegdheid voor de Nuttige Handwerken te verwerven, zijn over het algemeen in de laatste jaren zeer gestegen en hebben thans zulk eene hoogte bereikt, dat de voorbereiding voor het examen te veel tijd eischt van de aspirant-onderwijzeres, zoodat onze kweekelingen, als zij niet veel van hare krachten zullen vergen, of aan het einde van onzen cursus zich niet met goed gevolg aan het examen kunnen onderwerpen, of buiten de lesuren zoovele tijd aan de handwerken moeten geven, dat hare studie voor de andere vakken daaronder lijdt.
Bij de wetswijziging van 1889 zijn wel de Nuttige Handwerken geschrapt van de lijst der verplichte examenvakken, maar zoolang zij blijven behooren tot de verplichte leervakken der Lagere school, is het voor onze kweekelingen noodig, bij het einde van onzen cursus ook bevoegdheid voor dat vak te erlangen; zonder die bevoegdheid toch hebben zij weinig kans om voor eene benoeming in aanmerking te komen.
Zeer wenschelijk achten wij het daarom, dat de eischen, op de examens voor de handwerken gesteld, zooveel mogelijk worden beperkt, dat van het achttienjarige meisje niet meer worde geëischt dan volstrekt noodig moet worden geacht met het oog op de taak die haar wacht in de volksschool.
Als vereenvoudiging van het Examenwerk zou men bijvoorbeeld:L
voor breien: geen open werkjes of piqué patronen moeten vragen. Deze versieringen behooren toch bij de fraaie handwerken;
voor mazen: geen open of dichte werkjes, alleen datgene wat bij het herstellen van kousen voorkomt;
voor stoppen: geen werkjes stoppen;
voor naaien: een eenvoudige mans- en vrouwen-onderkleeding; geen damesgoed.
voor knippen: geen andere voorwerpen, dan die op de lagere school worden genaaid.
Met te meer vrijmoedigheid uiten wij dezen wensch, omdat de vervulling daarvan naar onze meening in 't minst niet in strijd is met de officiële programma's, integendeel daarmede volkomen strookt.
Evenals vóór de wetswijziging van 1889 bestaat er tweeërlei gelegenheid om bevoegdheid voor de Nuttige Handwerken te verkrijgen; evenals toen heeft de Regeering voor alke van die gelegenheiden een afzonderlijk programma gegeven. Vergelijken wij die programma's, dan merken wij het volgende op.
Vóór '89, toen de aspirant-onderwijzeres verplicht was, zich aan een examen in de handwerken te onderwerpen, waren de eischen voor dit examen en die voor de acte voor de Nuttige Handwerken niet gelijk; het verschil was niet groot, maar verschil was er; op het laatste werd geeischt naaien met de machine, op het eerste niet. Na '89 werd ook dat verschil nog weggenomen: het naaien met de machine is geschrapt. Voor beide examens zijn nu de officiele eischen volkomen gelijk aan die welke voor '89 gesteld werden op het examen voor de acte van onderwijzeres.
De examen-eischen zijn alzoo door de Regeering in hare programma's volstrekt niet verhoogd; toch zijn zij in werkelijkheid voortdurend gestegen en worden op de examens dus te hooge eischen gesteld.
Op grond van het bovenstaande verzoeken wij U beleefd, maar met aandrang, door uwne invloed te bewerken, dat de dames, die onder Uw toezicht het examen in de Nuttige Handwerken zullen afnemen, hare eischen niet hooger stellen dan door de belangen der volksschool wordt gevorderd.

De Comissie van Toezicht op de Gemeente-kweekschool voor Onderwijzer en Onderwijzeressen te Amsterdam,
  Mr. J.N. van Hall, voorzitter
  Mr. W.W. van Lennep, onder-voorzitter
  Jonkvr J. de Bosch Kemper
  Mevr. W.M. Korteweg, geb. Baronesse D'Aulnis de Bourouill
  Prof. Dr. J.C. Matthes
  Dr. F.L. Abresch
  Dr. J.C. Costerus, Secretaris.
De Directrice der Christelijke Kweekschool voor Onderwijzeressen te Zetten, 
  Mej. J. Weijland
Voor de Gereformeerde Kweekschool te Amsterdam,
 Prof. Dr. J. Woltjes, Voorzitter.
  H. Bijleveld, Directeur

De Commissie van Toezicht op de Kweekschool voor Onderwijzeressen te Groningen
  Mr. H.C.A. Thieme ACz, Voorzitter
  Mr. E. van Loon, Secretaris
  Is. Gorter
  Dr. G. Post
  L.B. Fikkert 

* * * 1898 * * *

(3581/Ond. 1898) Nuttige Handwerken (Vak K)
Programma A
.
1. Knippen
a. Het knippen van de volgende voorwerpen: een sloop, een zijzak, een kinder- en vrouwenrok, een vrouwen- en manshemd, een vrouwenbroek, een kinderschortje, alle van een eenvoudig model.
b. Het naknippen van onderkleeding naar gegeven model.
2. Naaien.
a. Het uitvoeren van de bewerkingen voorkomende aan de onder 1a en 1b genoemde kleedingstukken.
b. Het inzetten van rechthoekige stukjes in effen, gestreepte, geruite en gebloemde katoenen, linnen en wollen stoffen.
c. Het maken van duidelijke, eenvoudige letters en cijfers met den kruissteek en den stiksteek.
3. Breien
a. De volgende kleedingstukken van eenvoudig model met geen andere dan rechte en averechte steken: een kous (ook met los voetblad), een vrouwenborstrok.
b. Het nabreien van andere, veel gebruikelijke kleedingstukken van eenvoudig model.
c. Het inbreien van een hiel met kleinen hiel, van eene zool en van rechthoekige stukje.
d. Het nabreien met geen andere dan rechte en averechte steken van zeer eenvoudige vormen.
e. Het uit het hoofd breien van den gewonen patensteek, idem van tenmiste 2 open werkjes en 2 kantjes, ter keuze van de candidaat.
4. Stoppen.
a. Het stoppen van breiwerk.
b. Het stoppen van een gaatje met linnen en keperstop. Het stoppen van een gewone scheur en van een winkelhaak met den linnenstop.
5. Mazen.
Het mazen van breiwerk met rechte en averechte steken van opzet en afkantsteken, minderingen en meerderingen, groote en kleine hiel.
6. Haken.
a. Het nahaken van zeer eenvoudige patronen, gewerkt met geen andere dan kettingsteken, vaste steken en gewone stokjes.
7. Paedagogisch.
Heldere begrippen omtrent het geven van klassikaal onderwijs in de nuttige handwerken aan leerlingen van eene lagere school.

Programma B.
Alles genoemd in het programma A; verder uitbreiding van dat programma als beneden aangeduid.
1. Knippen en naaien
a. Het maken van eenvoudige onder- en bovenkleeren, de laatste alleen voor vrouwen en kinderen, naar door de candidaat te nemen maat en door haar te maken patroon.
b. Het vermaken van gedeeltelijk versleten en het zoo mogelijk vergrooten van te nauw en te kort geworden eenvoudige kleedingstukken.
c. Het naaien op de machine.
2. Breien.
a. Het breien van veel gebruikelijke kleedingstukken van eenvoudig model.
b. Het nabreien van eenvoudige dichten en open patronen.
3. Stoppen.
Het maken van stoppen in de meest gebruikelijke stoffen van eenvoudig weefsel.
4. Peadagogiek
a. Bekendheid met:
  de inrichting van de lagere school en het klassikaal onderwijs.
  de geschikste middelen tot handhaving van orde en tucht.
b. Heldere begrippen omtrent het geven van klassikaal onderwijs in de nuttige handwerken.

Van het examen bedoeld onder 4a zijn vrijgesteld de candidaten die eene akte van bekwaamheid bezitten bedoeld in art. 56 onder a.

* * * 1898 * * *

- (Assen 18 Mei 1898)
Ik heb de eer UEd Excellentie hierbij in te zenden:
Een proces-verbaal van de zittingen der Commissie in 1898 voor de provincie Drenthe belast met het afnemen der examens ter verkrijging eener akte van bekwaamheid, bedoeld bij artikel 56a der wet op het lager onderwijs;
Een naamlijst van de toegelaten geexamineerden; Een opgave van de uitslag van het onderwijzersexamen, voor zoover betreft de kweekelingen bij de Rijksnormaallessen, waarop betrekking had de missive van 2 April 1898 no. 1943 Afd. O, onder bijvoeging van:
Een verslag met roosten der examens. De voorzitter van voormelde Examens. Schoolopziener in het district Assen. 
B. van der Meulen.

- Proces-verbaal van de zittingen der Commissie, in het jaar 1898 belast met het afnemen van de examens Lag. Ond. in de provincie Drenthe, bedoeld bij Art. 56a der wet van 17 Augusts 1878 (St no. 127).
Bij beschikking van de Minister van Binnenl. Zaken van 2 Maart 1898 No. 912(1) Afd. O is de Commissie saamgesteld als volgt:
(a) tot lid en voorzitter is benoemd de Schoolopziener in het district Assen
(b) tot leden de Schoolopziener in de Arrondissementen Assen, Emmen, Hoogeveen en Meppel.
(c) tot lid-plaatsvervanger de Schoolopziener in het Arr. Borger.
Eerste zitting gehouden den 10de Maart 1898 in het Concerthuis te Assen des avonds om half negen.
Afwezig wegens ongesteldheid met kennisgeving de Schoolopz. in het arr. Emmen.
Deze kennisgeving kwam echter eerst in na afloop der zitting, zoodat het lid-plaatsvervanger niet kon opgeroepen. De Voorzitter open de vergadering. De Schoolopz. in het Arr. Hoogeveen wordt gekozen tot Secretaris.
De Voorz. doet mededeeling van het aantal adspiranten en van de gevraagde aanteekeningen. 't Blijkt dat zich hebben aangeven 29 mann. en 21 vrouw. adsp., van wie resp. 15 en 13 eene aanteekening vragen voor vak j van Art 2 der wet en 5 voor vak k.
Besloten wordt de verdeeling dezer adspiranten over de verschillende dagen aan de Voorzitter over te laten.
Het schriftelijk examen zal den 1ste April plaats hebben, het mondeling op 12 April aanvangen. Voor de Uren van schriftelijk werk, alsmede voor het mondeling onderzoek zal de regel van het vorige jaar gevolgd worden.
Tot deskundigen worden benoemde:
Voor Ned Taal Dr. J. Bergema van Groningen
Voor Rekenen J. v.d. Leest van Hoogeveen
Voor Natuurkennis H.F. Meilink van Meppel
Voor Geschiedenis H.J. Timmerman van Assen
Voor Aardrijkskunde J. de Boer van Ruinen
Voor Opvoeding & Onderwijs A. Wiersinga van Meppel
Voor Lezen K. Brinkman Visser van Koevorden
Voor Zang en Schrijven G.B. Staal van Smilde
Voor Teekenen L.M. de Hollander van Meppel
Voor Vrije en Orde-oefeningen A.G. Monsfoort van Assen
Voor Nuttige handwerken, de dames M.A. Hamer en E. Karsten van Assen.
De Schoolopz. in het Arr. Assen zal een Commissie vertegenwoordigen bij Ned. Taal en Geschiedenis, die van Emmen bij.....etc

* * *

(c) EvD Dordrecht maart 2010.